Redenen die slachtoffers hiervoor noemen liggen onder meer in de grote belasting van het strafproces voor deze groep slachtoffers en dat slachtoffers zichzelf niet als zodanig herkennen. Echter, een gedegen analyse waarom relatief weinig slachtoffers besluiten aangifte te doen, ontbreekt. Om inzicht te verkrijgen in de drempels die Nederlandse minderjarige slachtoffers ervaren om aangifte te doen, richt dit onderzoek zich op de factoren die een negatieve invloed hebben op de aangiftebereidheid van slachtoffers van seksuele uitbuiting in relatie tot het huidige strafproces.
Doel
Het doel van dit onderzoek is om zicht te krijgen op de factoren die een negatieve invloed hebben op de aangiftebereidheid van Nederlandse, minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting. Hierbij wordt gekeken naar twee aspecten. Het eerste aspect betreft het in kaart brengen van mogelijke factoren die een negatieve invloed hebben in de afweging van Nederlandse, minderjarige slachtoffers om aangifte te doen. Het tweede aspect ziet toe op het in kaart brengen van de verplichtingen uit de internationale wet- en regelgeving omtrent de bescherming van Nederlandse, minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting gedurende en na het strafproces en de wijze waarop deze geïmplementeerd zijn in de Nederlandse wetgeving en in de praktijk. Op basis van de bevindingen uit het onderzoek wordt uiteengezet of en welke ruimte er ligt om te komen tot een hogere aangiftebereidheid van Nederlandse, minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting.
Resumé
Uit het onderzoek volgt dat de distress die minderjarige slachtoffers voelen als gevolg van de uitbuiting, een belangrijke invloed heeft op het beslissingsproces over het doen van aangifte. Het verminderen van de angst vormt een belangrijke motivatie voor slachtoffers om te kiezen voor een bepaalde strategie. Om de strafrechtelijke strategie ‘aantrekkelijker’ te maken voor slachtoffers zijn in dit hoofdstuk mogelijkheden tot verbetering uiteengezet om de aangiftebereidheid te verhogen. Uit het onderzoek ontstaat het beeld dat slachtoffers onvoldoende kennis hebben over wat mensenhandel inhoudt. Dit leidt ertoe dat ze de gebeurtenissen niet als mensenhandel labelen en zichzelf niet herkennen als slachtoffer.
Doordat slachtoffers de gebeurtenis niet labelen als misdrijf stopt het beslisproces. Slachtoffers zien dan geen aanleiding om contact te zoeken met de politie. Het doen van aangifte zal dan ook achterwege blijven. Om de aangiftebereidheid te verhogen, moeten we daarom nadenken over hoe slachtoffers zich eerder als slachtoffer van mensenhandel zullen herkennen. Hierin is het van belang om te komen tot een collectief begrip van wat we onder mensenhandel verstaan. Dat begrip moet op verschillende lagen worden begrepen, uitgedragen en versterkt, met het doel dat meer slachtoffers de gebeurtenissen als mensenhandel labelen.
Meer lezen:
Het rapport 'Aangifte doe je niet' heeft geleid tot de proeftuin aangiftebereidheid, waarin CKM met hulpverleners, de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak werkt aan het verlagen van de drempels die slachtoffers ervaren bij het doen van aangifte en meewerken aan het strafproces.